Kèk, het maakt een Hagenees geen moer uit
Een lekkâh bakkie pleur bij des Indes, of op de mart
In het Zuiderpark gloeit nog steeds zijn GeelGroen hagt
Kauwuh Klauwuh op zijn Puch, knetterend vooruit
Barstende hagsus, hoestend uit zèn huig
Ja kâp nau, zie ik zo bleek, hij zal geen wedstrijd missen
Een paar meijer uit zèn poeplap, herkomst blijft gissen
ADO scoort tegen 020, op zekâh, waanzinnig gejuich
Krijsende meeuwen, bieâhtje op de Pieâh
Gelul van een dronken aardbei bij de Lange Potuh
Grijze reigâh in de Hofvijver, trots en fier
Een Hagenees is niemands knecht, dat is uitgesloten
Wauten met parkeerbonnen, rode lap op een stier
Leip zuurdeeg die scheids, wordt terecht uitgefloten
Eg wel ….
Cor van Welbergen