In ‘Je komt Den Haag niet uit’, geschreven door Vincent de Vries, vertelt Tijl Beckand waarom FC Den Haag zo’n mooie club is. Hij sprak voor het boek met elf Haagse iconen. ,,Ik heb gemerkt dat als het voor een boek is, mensen op de praatstoel gaan zitten.”
Als stand-upcomedian en cabaretier Tijl Beckand aan de aanleiding van het boek ‘Je komt Den Haag niet uit’ denkt, begint hij zijn gevoel als FCDH-supporter te beschrijven. Beckand is supporter sinds hij tien jaar oud is en speelde tot de B-jeugd bij zijn favoriete club. ,,Je maakt als supporter veel dalen mee met je club en maar weinig pieken”, legt hij uit. ,,Toch is die clubliefde onverwoestbaar. Ik was met mijn vriendin op vakantie op Cuba, toen ik tegen haar zei dat ik echt iets voor FCDH moest gaan doen. Ik kan geen sponsor of scout worden, maar aan mensen vragen of ze een boekje open willen doen over hun ervaringen met de club en daarmee andere mensen enthousiast maken, kan ik wel. Ik vind dat je, als het om een voetbalclub gaat, verhalen moet verzamelen. Statistieken vergelen, maar verhalen niet. Ik heb gemerkt dat als je met mensen in gesprek gaat en het niet voor een artikel, maar voor een boek is, ze op de praatstoel gaan zitten.”
Anekdotes
Een elftal Haagse iconen ging voor Beckand en schrijver Vincent de Vries op die praatstoel zitten. Dick Advocaat, Aad de Mos, Lex Schoenmaker, Harrie Jekkers, Maron Pots, Cor Lems, John van Zweden, Wesley Verhoek, Joop Buyt, Kees Jansma en Tom Beugelsdijk. ,,Ik heb met mooie mensen aan tafel gezeten en dat was een onvergetelijke ervaring”, benadrukt de cabaretier. Bij hen ontfutselde hij een mooi arsenaal aan anekdotes. ,,Ik sprak Cor Lems in het magazijn van het kitbedrijf in Meerkerk, waar hij werkt”, vertelt Beckand. ,,Hij vertelde een verhaal over dat hij geblesseerd was voor de uitwedstrijd in de Europa Cup tegen Újpest Dózsa uit Hongarije in 1987. Toen kochten FCDH-supporters een vliegticket voor hem, zodat hij er toch bij kon zijn. Stond Cor Lems daar in dat stadion in Boedapest tussen duizend Haagse supporters. Nou, dan weet je het wel. Hij heeft daar zijn ogen uitgekeken. Wat ook een mooi verhaal over Lems is, is dat hij ooit bijna naar Atletico Madrid is gegaan. Uiteindelijk is dat net niet gelukt. Dat is ook wel weer typerend voor Den Haag. Dat het net niet lukt.”
Het gesprek met Lex Schoenmaker heeft ook indruk gemaakt op Beckand. ,,Hij heeft legendarische wedstrijden voor de club gespeeld en kwam daarna, in Saoudi-Arabië, in een totaal andere cultuur terecht. Die verhalen vond ik heel mooi om te horen. Dick Advocaat, die in Rusland werd gesommeerd om even naar Poetin toe te komen, Aad de Mos die de Europacup II won met KV Mechelen, het zijn toch Haagse jongens die het gemaakt hebben en tegelijkertijd Haags blijven. Het lijkt voor Hagenaars soms weleens beter te lukken buiten Den Haag dan in de stad zelf.”
Spektakel
Ook de momenten uit de geschiedenis van ADO- en FC Den Haag waar Beckand als supporter het meest trots op is, komen aan bod. ,,De Europese wedstrijden in 1987 in het Zuiderpark vond ik zó gaaf”, vertelt hij. ,,Dat was niet eens zo heel lang na de succesvolle periode met Lex Schoenmaker en Aad Mansveld. Dat was nog voor mijn tijd. Maar die Europa Cupduels waren echt een spektakel. Ook op het seizoen met John van den Brom als trainer ben ik trots. Dat kwam echt uit het niets. Toen hadden we het sterkste centrale verdedigingsduo uit de competitie, maar waren we voorin ook heel goed met Dimitri Bulykin en natuurlijk Wesley Verhoek. En dat we in 2008 na één jaar meteen weer naar de eredivisie promoveerden. Je ziet dat clubs als NAC, NEC, SC Cambuur soms een paar jaar in de eerste divisie blijven voordat ze weer terugkeren. Dat FCDH erin is geslaagd om in één jaar weer te promoveren, zegt veel over het Haagse karakter.”
En dat karakter komt in heel het boek voortdurend naar boven. Beckand schetst de liefde voor FC Den Haag parallel aan het gevoel voor de stad. Daar komt ook de titel van het boek ‘Je komt Den Haag niet uit’ uit voort. ,,Je komt er nooit vanaf”, legt hij uit. ,,Ik woon inmiddels al een tijdje in Amsterdam, maar ik kom vaak terug. En voor mijn gevoel ben ik dan nooit weggeweest. Het stadion, het taaltje, de meeuwen. Daar hoor ik thuis. Dat zit diep.”
Bron: ad